Oorlog
In mijn jonge jaren dweepte ik erg met Céline. Ik las zijn Reis naar het Eind van de Nacht voor het eerst toen ik een jaar of achttien, negentien was, en heb het daarna nog een aantal keer herlezen - vooral toen ik jaren later de door Tardi geïllustreerde versie had gekocht. Ook Dood op Krediet heb ik een aantal keer gelezen: beide werken maakte diepe indruk op me. Toen ik ging studeren ontmoette ik iemand die ook een liefhebber was – en die ik nog steeds tot mijn beste vrienden reken. En in 2006 kreeg ik van mijn moeder de biografie van Céline die Em. Kunner in dat jaar uitbracht. Kortom, Céline is altijd op de achtergrond van mijn autobiografische verleden aanwezig geweest.
Ik was een beetje vergeten dat er enige tijd geleden wat nieuwe manuscripten van Céline waren ontdekt, maar toen ik onlangs bij de boekhandel aan het struinen was, viel mijn oog op de Nederlandse vertaling hiervan, in 2023 door Arnon Grunberg van een voorwoord voorzien en verschenen bij Polak & Van Gennep. Omdat ik de daaropvolgende maandag toch met de trein op en neer naar Haarlem moest, besloot ik dit boekje te kopen en tijdens die reis te lezen.
positionering
Volgens de kenners moet Oorlog geschreven zijn in 1934, tussen De Reis en Dood op Krediet. De positionering van het verhaal, zowel geografisch als chronologisch, maakt inderdaad dat het werk gezien kan worden als een missend hoofdstuk uit De Reis – geïnjecteerd na hoofdstuk vier, waarin de hoofdspersoon, Bardamu, en zijn metgezel bij het ochtendgloren afscheid nemen: "We zijn allebei de oorlog weer ingegaan. En toen zijn er dingen gebeurd, steeds meer dingen, die ik nu niet makkelijk meer vertellen kan, omdat de mensen van deze tijd het al niet meer zouden begrijpen".
Samenvatting
Oorlog begint in medias res: we maken kennis met de hoofdpersoon, Brigadier Ferdinand, terwijl hij door het bloed aan de aarde vastgekleefd bij bewustzijn komt op een verlaten slagveld. We volgen zijn delirische tocht richting de achterhoede en veiligheid, waarbij hij eerst een metgezel en vervolgens een groepje Engelse soldaten tegenkomt. Uiteindelijk eindigt hij in een veldhospitaal in het verder ongedefinieerde (en niet bestaande) Peurdu-sûr-la-Lys (in de buurt van Ieper? Daar hebben ze het wel over in de tekst), waar hij al snel vriendjes wordt met de hoofdzuster L'Espinasse en met een lotgenoot Cascade.
Door zijn goede relatie met die hoofdzuster kan Ferdinand samen met Cascade al snel zijn eigen gang gaan binnen het dorpje. De lokale kroeg l'Hyperbole ontpopt zich als de basis van waaruit ze dagelijkse tochten ondernemen, de rondtrekkende troepen observeren en naar het zuiden van het dorp afreizen, waar ze minder last hebben van de oorlog, die een paar kilometer naar het noorden doorgaat. Halverwege het verhaal ontvangt de hoofdpersoon ook nog een Médaille Militaire (overigens net als Céline zelf), waarna zijn vrijheid en aanzien alleen maar toenemen.
Op een gegeven moment komt ook de vrouw van Cascade, Angèle, naar het dorp, alwaar ze een ware marketenster blijkt te zijn – eentje die het vooral heeft gericht op Engelse officieren. Als Cascade uiteindelijk gefusilleerd wordt, neemt Ferdinand zijn rol als feitelijke souteneur over, met als doel die officieren zoveel mogelijk geld afhandig te maken. Het verhaal eindigt ermee dat één van die officieren verliefd wordt op Angèle en haar samen met Ferdinand mee wil nemen naar Engeland.
Indruk en oordeel
Oorlog maakt minder indruk op me dan De Reis of Dood op Krediet. Zeker, het cynisme, het iconoclasme en de relativering van alles komt ook hier naar voren, maar waar De Reis en Dood op Krediet in mijn beleving werkelijk ingaan op de individuele eenzaamheid, de sterfelijkheid en de vergankelijkheid, ontstijgt Oorlog volgens mij nauwelijks het niveau van een dionysische 'einde-der-tijden-chaos', waarbij de nadruk op seks en drank wel erg de boventoon voert. Ik vond in Oorlog de oorlog wel erg ver weg, terwijl die in de andere twee boeken continu als een achtergrondgeruis aanwezig is – ook als de feitelijke oorlog allang voorbij is. Je kunt een min of meer willekeurige pagina openslaan en je in een Nederlandse roman van de jaren zestig waren:
Laten we wel wezen, Destinée [de uitbaatster van l'Hyperbole] was goed moe want ze moest alle soorten van drank en aperitief opdienen met sloten tegelijk, helemaal in haar eentje tussen de vijfendertig tafels van l'Hyperbole, tot tien uur 's avonds vanaf kwart voor zes 's ochtends [...]. En dan was Angèle nog zo ongelofelijk verdorven, ik kwam het later te weten, dat ze het presteerde haar te beffen als ze samen thuiskwamen en haar zo twee, drie keer te laten klaarkomen. En hoe vermoeider Destinée was van het opdienen, hoe geiler Angèle werd om haar te laten kraaien van genot, en hoe moeilijker het was, hoe lekkerder ze het vond. Mensen zijn maniakken. (p.131)
Het ruwe taalgebruik, het schijt hebben aan alle vormen van conventies en het choqueren van het publiek, waar Céline zo beroemd mee is geworden, komen zeer zeker ook terug in Oorlog. Opvallend genoeg ontbreekt het veelvuldig gebruik van het beletselteken, waar zowel De Reis als Dood op Krediet mee volstaat. Van Oorlog bestaat dan ook alleen een eerste schets, wat zich manifesteert in een vreemdsoortig heen en weer springen van de tijd en het niet heel consequent gebruiken van de namen van de personen. Waarschijnlijk heeft Céline het werk nooit afgemaakt, omdat hij zich toch al afvroeg of het werk überhaupt publiceerbaar zou zijn (dixit Hofstede, p.163).
Als Céline inderdaad ooit het idee had om Oorlog aan het einde van hoofdstuk vier van De Reis toe te voegen, ben ik blij dat hij dat niet heeft geddaan. De openheid die hij in de genoemde passage creëert is veel sterker dan dit toch wel wat platte werk. Hoewel ik het met plezier en interesse heb gelezen tussen Groningen en Haarlem vv. (en nog een stukje twee weken later), denk ik toch dat het werk meer leunt op de naam van Céline dan op zijn eigen daadwerkelijke inhoud.